donderdag 12 januari 2012

Twee gedichten van Jan Jacob Slauerhoff


AANKOMST


Na lange dagen door den storm geteisterd

En somtijds uit de kooi gesmakt te zijn,
Door 't leven van 't zacht Lisboa nog verbijsterd,
Vind ik mij zitten op het zonnig plein.

Geleund in de' uithoek van een balustrade,

Zie ik als over hemelsbreed kozijn
't Beproefd schip dat klein stilligt aan de kade,
Den gele stroom, de kleurige oeverlijn.

Beneden karren raatlen, kranen kreunen,
Hier is het stil, terwijl alleen gitaren
Een oude fado traag en droef opdreunen,

En of karveelen weer den Taag opvaren.


LISBOA

Een stad van grijswitte gebouwen
En halfvoltooide huizen,

Van ruïnes die spoorloos vergruizen
En zuilen die zichtbaar vergrauwen.

En overal zijn nog de puinen

Van de aardbeving openbaar.
Waarom zou men bergen en ruimen?
Onder de aarde dreigt steeds het gevaar.

Paleizen zijn scheef afgesneden,
Van andre ontbreekt een brok muur.
Lisboa bestaat in 't verleden,

Maar 't kent geen rust, enkel duur.

Was het ooit aan een stad gegeven
Voort te leven als geest,
Vreemd nu en trouw vroeger gebleven
Na een aschregen op een feest?


J. (Jan Jacob) Slauerhoff (1898-1936)
Uit: Soleares (1933), tevens opgenomen in

Verzamelde gedichten in twee delen (1947)
_________

Voor het gedicht Fin de siècle, eveneens van
J. Slauerhoff zij  verwezen naar een bijdrage

van heden, opgenomen op onze zustersite
Tempel van het fin de siècle.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten