donderdag 30 december 2010

Edward Thomas: Twee gedichten



Lights out

I HAVE come to the borders of sleep,

The unfathomable deep
Forest where all must lose
Their way, however straight,
Or winding, soon or late;
They caannot choose.

Many a road and track

That, since the dawn's first crack,
Up to the forest brink,

Deceived the travellers,
Suddenly now blurs,
And in they sink.

Here love ends,

despair, ambition ends;
All pleasure and all trouble,
Although most sweet and bitter,
Here ends in sleep that is sweeter
Than tasks most noble.

There is not any book
Or face of dearest look

That I would nog turn from now
To go into te unknown
I must enter, and leave, alone,

I know not how.

The tall forest towers;

Its cloudy foliage lowers
Ahead, shelf above shelf; 
Its silence I hear and obey
That I may lose my way
And myself.

De Engelse dichter Edward Thomas (1878-1917)






















Out in the dark

Out in the dark over the snow

The fallow fauns invisible go
With the fallow doe;
And the winds blow
Fast as the stars are slow.


Stealthily the dark haunts round

And, when the lamp goes, without sound
At a swifter bound
Than the swiftest hound,
Arrives, and all else is drowned;

And star and I and wind and deer,
Are in the dark together,—nesr,

Yet far,—and fear
Drums on my ear
In that sage company drear.

How weak and little is the light,

All the universe of sight,
Love and delight,

Before the might,
If you love it not, of night.


EDWARD THOMAS (1878-1917)

Edward Thomas is één dergenen van wie in het programma Words and music van BBC Radio 3, op vrijdag 31 december poëzie wordt voorgedragen, naast die van vier andere Engelse dichters. Meer daarover in onze bijdrage op de zustersite Tempel der Letteren van heden.

zondag 19 december 2010

Betje Wolff en Aagje Deken: Kerstlied


K E R S T L I E D


Laat ons nu toch niet treurig wezen,

verslagen of bedrukt van geest :
wij vieren het geboortefeest
van Hem, die ons van alle vrezen
genezen heeft — en nog genees.

Die weldaad, dat de weg te leven
nu door ons wordt zo klaar bevat,
als door de grootsten van de stad,

die weldaad heeft Hij ons gegeven,
Wat is dit niet een grote schat !

Wij willen deze dag gedenken,
dat God aan ons de Heiland gaf ;
en leggen alle droefheid af
om He een dankbaar hart te schenken :

zo gaan wij vrolijk naar ons graf !























Elisabeth Wolff-Bekker en Agatha Deken:
Uit: Economische Liedjes (1781)

NB: Zie een ander, in de tijd van het jaar passend, gedicht van deze beide dames, uit dezelfde bundel, in een bijdrage van heden op onze zustersite Tempel der Actualiteit.

woensdag 15 december 2010

Twee gedichten van Theodor Storm

Het feit dat de Oostenrijkse componist Alban Berg (1885-1935) het komende weekeinde wordt herdacht naar aanleiding van zijn vijfenzeventigste sterfdag — en niet, zoals de VPRO-Gids ons wil doen geloven: diens geboortedag — op 24 december, is voor ons aanleiding om twee gedichten van De Duitse auteur Theodor Storm op te nemen. Het eerste, Die Nachtigall is door Alban Berg op muziek gezet en opgenomen in het opus Sieben frühe Lieder, gerealiseerd in de jaren 1905-1908, voor lage stem en piano gereviseerd georkestreerd in 1928; de pianoversie eveneens aangepast in dat jaar.


De Duitse dichter
Theodor Storm in 1879.
D i e   N a c h t i g a l l

Das macht, es hat die Nachtigall
Die ganze Nacht gesungen;
Da sind von ihrem süßen Schall,

Da sind in Hall und Wiederhall
Die Rosen aufgesprungen.

Sie war doch sonst ein wildes Kind,
Nun geht sie tief in Sinnen
Trägt in in der Hand den Sonnenhut
Und duldet still der Sonne Glut,
Und weiß nicht, was beginnen.

Das macht, es hat die Nachtigall

Die ganze Nacht gesungen;
Da sind von ihrem süßen Schall,
Da sind in Hall und Wiederhall
Die Rosen aufgesprungen.

De tekst van het tweede gedicht — Schließe mir die Augen beide — van dezelfde auteur dat door Alban Berg eveneens voor lage stem en piano is gebruikt, werd gerealiseerd in 1907, in twee verschillende versie, welke pas in 1930 zijn gepubliceerd.

S c h l i e ß e   m i r   d i e   A u g e n   b e i d e

Schließe mir die Augen beide
Mit den lieben Händen zu!
Geht doch alles was ich leide,
Unter deiner Hand zur Ruh.
Und wie leise sind der Schmerz
Well' um Welle schlafen leget,
Wie der letzte Schlag sich reget,
Füllest du mein ganzes Herz

THEODOR STORM (1817-1888)
Uit: Die Gedichte

maandag 6 december 2010

De Vreemdeling van H.Marsman

Aan Hendrik de Vries


DE VREEMDELING                                                                                      

Laat mij alleen.

Dit is de tweesprong onzer wegen,
gij hebt mij tot den versten rand geleid.

maar keer hier om, ween niet.

gij kunt den laatsten tocht naast mij niet schrijden.
noch ik met u, gij gaat hem eens alleen.

gij zijt mij nochtans onverdeeld verpand :

ik heb uw bloed den donkren kus gegeven
van hen die boven dood en leven
ontstegen zijn. ik ben hun afgezant.

ik beid uw komst.


wij zullen eens den zwarten wijn

van dood en donker uit één beker drinken.
wij zullen stroomend in elkaar verzinken
en eeuwig zijn.

vaarwel.

ik keer niet weer
maar gij komt zelve, later.
vaarwel. het water
roept voor de derde keer.


Hendrik Marsman (1899-1940)
Onder meer opgenomen in ERTS Almanak 1926
Verzen, Proza, Drama, Essay.