Vandaag is het tweehonderd jaar geleden dat de Duitse literarische Größe Heinrich von Kleist, die in 1777 was geboren, een einde aan zijn leven heeft gemaakt. Zie daartoe onze bijdrage van gisteren, zondag 20 november op de site Tempel der letteren.
De goede man is veel bekender door zijn Dramen en door zijn Erzählungen, maar hij heeft ook een aardige hoeveelheid gedichten geschreven, waaronder enkele die pagina's in beslag nemen. Van de kortere vindt u hieronder de drie kleine Gelegenheitsgedichte:
Jünglingsklage
Winter, so weichst du,
Lieblicher Greis,
Der die Gefühle
Ruhigt zu Eis.
Nun unter Frühlings
Üppigem Hauch
Schmelzen die Ströme ─
Busen, du auch !
Mädchenrätsel
Träumt er zur Erde, wen
Sagt mir, wen meint er ?
Schwillt ihm die Träne, was,
Götter, was weint e r?
Bebt er, ihr Schwestern, was
redet, erschrickt ihn ?
Jauchzt er, o Himmel, was
Ist's, was beglückt ihn ?
Katharina von Frankreich
Man soll ihm Maine und Anjou
Übergeben.
Was weiß ich, was er alles
Mocht erstreben.
Und jetzt begehrt er nichts mehr,
Als die eine ─
Ihr Menschen, eine Brust her,
Daß ich weine !
Heinrich von Kleist (1777-1811)
Uit: Gedichte, opgenomen in Sämtliche Werke.
Nog een gedicht ─ Hymne an die Sonne ─ van deze auteur is te vinden in een bijdrage van heden op onze Duitse zustersite Kulturtempel (2).
Andersoortige bijdragen uit het oeuvre van deze schrijver zijn eveneens te vinden in bijdragen van heden op diverse van onze Nederlandse en Belgische zustersites:
Epigrammen van Kleist staan op onze site Tempel der Kritiek van 21 november.
maandag 21 november 2011
Heinrich von Kleist: twee kleine gedichten
Labels:
Gedichten,
Heinrich von Kleist,
Sämtliche Werke,
zelfdoding
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten