vrijdag 27 januari 2012

Richard Dehmel: Ein Dichter

Ich kann ein Dichtersmann werden
Ich weiß schon was das heißt;
Das ist ein Mensch auf Erden
mit einem himmlischen Geist,

und der auf Leben und Tod pfeift.

Er pfeift: mir lacht das Leben,
weil ich unsterblich bin !
Er pfeift: ich lache aufs Sterben,

mir lebt ein Lied im Sinn,
das geht so weit wie die Welt !

So einen Dichter kenn ich;
er streicht mir manchmal die Stirn,
und wie ein Fernrohr rühr sein Blick
hell an mein Gehirn,
dann seh ich den Himmel offen.

Da tanzen die Sterne und singen:
Nur wen wir auserwählt,

dem kann das Lied gelingen;
wird er's wohl fertig bringen,

unser kleiner Held ?


Richard Dehmel (1863-1920)
Uit: Der kleine Held ─ Eine Lehrjungen-Dichtung
__________

Afbeelding: Richard Dehmel in 1905.

__________
Meer gedichten van Richard Dehmel, elk op een andere zustersite, vindt u, eveneens op deze dag gepubliceerd.
Winterwärme (passend bij de weerssituatie van de laatste weken), op de site Tempel der Letteren.
Lied im Winter (passend bij de actuele 'situatie in ons land') op de site Tempel van het fin de siècle.
Schneeflocken (passend bij hetgeen we de komende dagen/week kunnen verwachten) op de site Cultuurtempel.
Op onze Duitse zustersite Kulturtempel (2) kunt u op dinsdag 24 januari een Gedichtwechsel aantreffen tussen Richard Dehmel en Walther Rathenau.

dinsdag 24 januari 2012

Gedichtendag op 26 januari 2012

Top Nicolaïkerk
te Utrecht.
Ten dele nog net voorafgaande aan de Gedichtendag in Utrecht wordt in het NTR-programma Morgen Gedichtendag ─ dat op woensdag 25 januari, 's avond laat, om 23:50 uur, via Nederland 2-tv wordt gestart, en tot in de nacht van donderdag 26 januari doorloopt tot 00:25 uur ─ aandacht besteed aan de uitreiking van de VSB- Poëzieprijs, de meest vooraanstaande poëzieprijs die ons land (nog) rijk is. Deze wordt toegekend aan de beste bundel gedichten in het Nederlands.
Vanuit de Nicolaïkerk in Utrecht wordt 
door Isolde Hallensleben verslag gedaan van deze uitreiking. Er zijn vijf genomineerden: Peter Ghyssaert, Jan Lauwereyns, Willem Jan Otten, Erik Spinoy en Anne Vegter. Wie ook de winnar wordt, zij of hij wordt overladen met de som van vijfentwintig duizend euro.

zondag 15 januari 2012

Twee gedichten van Sonja Prins


Recentelijk is het derde deel uit Weegschaal de aarde, het Verzameld Werk van Sonja Prins (1912-2009) bij uitgeverij Papieren Tijger uitgekomen, met daarin de gedichten uit negen bundels, die zijn verschenen tussen 1958 en 1976. Daaruit twee gedichten voor deze site:

Mooi in het kleine
grandioos niet-grandioos: armzalig
de machine die de jongen tekent
hij tekent zijn eigen armen en
benen voeten

hij ordent de rompslomp

mooi in het kleine
de enige dimensie

maar toen hij ouder werd
lag alles achter hem
hij stond kaalhoofdig
te turen


mooi in het kleine zijn wij
wij dikkerds wij volgevretenen
wij strijken een lucifer
en het brandt

wij zijn totaaldenkenden
de totempalen
van het geduld
zonder ons geen vooruitgang



*     *     *     *     *

De schijf van verdienste

ik liep een dag met veel papieren
in mijn hand
naar de Heerengracht en naar de Keizersgracht
zoals een klok loopt rond
met diamenten in de buik
zijn wijzers zijn een vrouw
zijn ogen zijn de tijd
ik liep een hele tijd ik liep de ogen om

papieren van mijn hand
gezet offset getypt
de schijf waar ik begon
wees nog dezelfde tijd



Sonja Prins (1912-2009):
1. uit Legio jaren in oktober (1960-1963)

2. uit Als de muren zich sluiten (1964-1965
Beide bundels zijn opgenomen in
Weegschaal de aarde ─ Verzameld Werk 3
dezer dagen verschenen bij uitgeverij
Papieren Tijger. ISBN 978-90-6728-268-0

Nog een gedicht van Sonja Prins is te vinden in een bijdrage van heden op onze zustersite Muziek en mensen.
Op maandag 16 januari is weer een ander gedicht te vinden op de zustersite Tempel der Taalkunde.

donderdag 12 januari 2012

Twee gedichten van Jan Jacob Slauerhoff


AANKOMST


Na lange dagen door den storm geteisterd

En somtijds uit de kooi gesmakt te zijn,
Door 't leven van 't zacht Lisboa nog verbijsterd,
Vind ik mij zitten op het zonnig plein.

Geleund in de' uithoek van een balustrade,

Zie ik als over hemelsbreed kozijn
't Beproefd schip dat klein stilligt aan de kade,
Den gele stroom, de kleurige oeverlijn.

Beneden karren raatlen, kranen kreunen,
Hier is het stil, terwijl alleen gitaren
Een oude fado traag en droef opdreunen,

En of karveelen weer den Taag opvaren.


LISBOA

Een stad van grijswitte gebouwen
En halfvoltooide huizen,

Van ruïnes die spoorloos vergruizen
En zuilen die zichtbaar vergrauwen.

En overal zijn nog de puinen

Van de aardbeving openbaar.
Waarom zou men bergen en ruimen?
Onder de aarde dreigt steeds het gevaar.

Paleizen zijn scheef afgesneden,
Van andre ontbreekt een brok muur.
Lisboa bestaat in 't verleden,

Maar 't kent geen rust, enkel duur.

Was het ooit aan een stad gegeven
Voort te leven als geest,
Vreemd nu en trouw vroeger gebleven
Na een aschregen op een feest?


J. (Jan Jacob) Slauerhoff (1898-1936)
Uit: Soleares (1933), tevens opgenomen in

Verzamelde gedichten in twee delen (1947)
_________

Voor het gedicht Fin de siècle, eveneens van
J. Slauerhoff zij  verwezen naar een bijdrage

van heden, opgenomen op onze zustersite
Tempel van het fin de siècle.

vrijdag 30 december 2011

François Coppée: Décembre

Le hibou parmi les décombres
Hurle, et Décembre va finir;

Et le douloureux souvenir
Sur ton coeur jette encor ses ombres.

Le vol de ces jours que tu nombres,
Láurais-tu voulu retenir?
Combien seront, dans l'avenir,
Brillants et purs; et combien, sombres?

Laisse donc les ans s'épuiser.

Que de larmes pour un baiser,
Que d'épines pour une rose!

Le temps qui s'écoule fait bien;

Et mourir ne doît être rien,
Puisque vive est si peu de chose.


François Coppée (1842-1908)
Uit: Poésies 1874-1878

zaterdag 10 december 2011

Twee gedichten uit 1861 van Emily Dickinson



I held a Jewel in my fingers ─
And went to sleep ─ 
The day was warm, and winds were prosy ─
I said: "Twill keep"─

I woke and chid my honest fingers,
The Gem was gone ─
And now, an Amethyst remembrance

Is all I own


*     *     *     *

Voorzijde van de
eerste druk Poems,
verschenen in 1890.
Forever at his side to walk ─
The smaller of the two!
Brain of his brain ─
Blood of his Blood ─
Two lives ─ One Being ─ now ─

Forever of His fate to taste ─

If grief ─ the largest part ─
If joy ─ to put my piece away
For that beloved Heart ─

All life ─ to know each other ─

 Whom we can never learn ─
And bye and bye ─ a Change ─
Called Heaven ─
Rapt Neighborhoods of Men ─
Just finding out what puzzled us ─
Without the lexicon!

_________

Met deze twee gedichten, die beide stammen uit 1861,
herdenken wij hier de geboortedag, 10 december, van
Emily Elizabeth Dickinson (1830-1886)

zondag 27 november 2011

Drie kleengedichtjes van Guido Gezelle



Denkt gij, vriend, dat dat
        niemen en weet,
     dat in uwen boezem
      geborgen daar ligt
      het diepste van al,

    't zij eedel, 't zij leelijk,
   't zij goed, het zij kwaad,
't gezien heeft een ooge en 't

    bewaren, ontdekken . . .
.     .     .     .     .     .     .     .     .
                Hij zal . . .



Pedagogen

Kunstelooze kostbaarheden,

uit des herten grond gegroeid,
              onbesneden,
              onbesnoeid,
    wat ook alle pedagogen
staande houden, hooge en fel,
                 onbelogen,
                onbedrogen,

 wilde waarheid wilde ik wel.


Rijmsnoer

   Een rijmsnoer ben ik rijk gebleven,
'k en weet gewicht noch hoe noch waar
    't mij inneviel, noch hoe malkaar
      de staven zijn aaneengesteven,
                       zes of zeven
                       
die ik even
         vond alhier en ving aldaar.
__________
Uit Guido Gezelle (1830-1899): Kleengedichtjes II
Uitgegeven door L.J. Veen, Amsterdam MCMV (d.i. 1905)
Deze dag is het 112 jaar geleden dat Guido Gezelle in zijn

geboorteplaats Brugge is overleden. Vandaar ook aandacht
op onze zustersite Tempel der Letteren daarnaast nog in een
artikel op een andere zustersite: Tempel van het fin de siècle
dan nog in een bijdrage op weer een andere zustersite,
Tempel der Wijze Woorden; al die bijdragen van heden.